"Sprakeloos" van Tom Lanoye gaat over het verval en de ondergang van zijn moeder na een hersenbloeding, en is in de eerste plaats een familiegeschiedenis, met veel liefde en haat opgetekend door een jongste zoon.
Maar in de eerste plaats is het een boek over schrijven, over hoe het werkt als je zo'n geschiedenis wilt optekenen – hoe ook de vader eerst dood moest zijn – we maken het schrijfproces als het ware mee.
En in de eerste plaats zijn daar een paar stukken over schrijven in het algemeen die me uit het hart gegrepen zijn. Het eerste stond vorige week als citaat op mijn homepage en luidde:
Schrijven is vernielen, bij gebrek aan beter. Waar je over schrijft gaat pas dan en juist daardoor voorbij. Literatuur is loslaten. Schrijven is verdrijven.
Het tweede is nog langer dan ik het hier opteken. Het is een pleidooi voor bloemrijk schrijven, tegen de al zo lang heersende mode van de soberheid en de heerlijkheid van het schrappen. Wat nou, zegt Lanoye, het heet toch niet voor niets woordenschát? Ik heb genoten (net zoals ik geniet van Mortier en Verhulst, en laat al die geschrapte Nederlandse aardappels de pip krijgen!).
Sprakeloos p.179 ev:
… en het tijdsgewricht en het taalgebied waarin u en ik gedwongen zijn te leven, lezer, vereisen dat ik hier en nu verslag zou uitbrengen van die laatste opsmukbeurt en dat laatste optreden in slechts enkele regels en in de meest sobere bewoordingen, naar de slogan 'Less is more' die de laatste decennia in onze letteren zodanig veel opgang heeft gemaakt dat men gerust mag spreken van een ziektebeeld, genaamd literaire anorexia nervosa.
Het spijt me zeer, maar ik zeg nee tegen keurig karige geschriften. Niet eens uit roeping of uit doctrinaire aandrift. Ik zeg nee omdat magerzucht in geschrifte een verraad zou betekenen ten aanzien van mijn onderwerpen en hun omgeving. Ik heb in dezen ook nog eens mijzelf tegen, met mijn temperament dat ik van geen vreemden heb. Ik zie geen heil in geforceerde verstilling als weergave van een storm of een symfonie, ik word niet wild van kaalheid als vertolking van weelde, ik heb schijt aan pasteltinten en breekbaar esteticisme als uitbeelding van waarachtig vlees en bloed. Iedereen moet maar doen en laten wat hij wil, zeker wie zich dezer dagen nog wil wagen aan de kunst van het schrijven – maar als er tien termen bestaan voor één en hetzelfde verschijnsel, waarom zou uitgerekend iemand als ik er dan slechts eentje gebruiken in plaats van al die tien? Waarom zou ik er niet ook nog een paar nieuwe bij proberen te verzinnen? Het heet niet voor niets woordenschát.
Bespaar ons die strijdkreet van de schoolfrik, dat afgezaagde 'Geen woord te veel.' Een adagium dat je blijkbaar ook nog eens hoort uit te spreken met een gezicht alsof je zojuist een nachtemmer azijn hebt leeggedronken. Geen woord te veel? In gebruiksaanwijzingen van iPod-oortjes en elektrische tandenborstels, daar hoort geen woord te veel te staan. De gebruiksaanwijzing van alles wat een mens in zijn oor of in zijn mond moet steken en bij uitbreiding in al zijn lichaamsopeningen – daarvan moet, akkoord, de uitleg bondig zijn en droog. Maar als het gaat over letteren die niet in de eerste plaats naar schoonheid haken, maar naar waarachtigheid, zelfs al moeten ze daarvoor uit hun voegen barsten en knarsen en botsen en krijsen? Kom dan om de liefde Gods niet elke keer en bij ieder thema aankakken met dat vervloekte 'Minder is meer', dat bij enkele groot-meesters, ik geef het grif toe, briljante boeken heeft opgeleverd, tijdloze teksten, nederigmakende chefs-d'oeuvre, maar dat daarbuiten voornamelijk wordt misbruikt door onmachtigen en ongetalenteerden om hun gebrekkige greep te verhullen op zowel hun materiaal als hun materieel.
p 182 ev:
'Minder' is een laffe constructie, gemakzuchtig bedrog, minimalistische kitsch. Het leven is geen galerie, van boven tot onder in steriel wit geschilderd, met maar één kubistisch winterlandschapje aan de muur, of met maar één stuk excrement dat aan één draadje aan de zoldering hangt te draaien, of met maar één aquarium waarin op sterk water ocharme één beest ronddraait dat proper in tweeën is gesneden […] Zonder context verliest kunst haar kloten en wordt ze een koud verkleinwoord van zichzelf. Een responsabel samengestelde gezondheidslolly, daar waar je rauw en nog lauw orgaanvlees verwacht, of een honingkoek met glasscherven, of een negerzoen met weerhaken […]
Minder ís minder. En daarmee uit.
wat een ... smakelijk stuk tekst. Dit proef je gewoon in je mond.
Prachtig. Ik ben helemaal om 😉
Excuses voor de ietwat kort en bondige formulering.
@Joyce ;-))
Iets minder is beter.
Ja, dat is ook zo. Je moet altijd sowieso 10% schrappen. Maar dat is dan echt overbodig vulsel, dat is niet dat onderkoelde, pastelle uitbenen.
eens...alhoewel, t is als met de Nieuwe Zakelijkheid in de architectuur, ik houd ook waar het om poëzie gaat het meest van die júist door eenvoud versterkte monumenten.
Ik denk dat het voor poëzie anders ligt, en per gedicht verschilt. En Lanoye zegt zelf ook: de échte meesters kunnen het wel, uitgebeend schrijven. Maar het moet geen algemeen geldig dogma zijn - wat het wel is, in Nederland.
Is het met opzet dringen om de eerste plaats, Heldinne.
Ik ga "Sprakeloos" zeker lezen.
Jahaa, dat is zeker met opzet!