Als je Huid en Haar googelt, vind je uitsluitend jubel. Recensenten buitelen over elkaar heen in lofprijzingen: hoe geweldig heeft Grunberg de wereld weer doorgrond, hoe superieur heeft hij het mensdom weer te kakken gezet, en wat kunnen wij daar veel van leren, want herkennen wij ons niet allen in zijn personages?
Nou neuh. Goddank niet, zeg.
De eerste tweehonderd bladzijden gaf ik Grunberg het voordeel van de twijfel. Want hij is onmiskenbaar een goed schrijver. Ik vergeet dat ik woorden lees, zo soepel glijden de scènes mijn hoofd binnen.
Maar waarom talent vermorsen aan zulke walgelijke personages? Als schrijver verkeer je jaren in hun gezelschap: wat bezielt je om dat te willen? Iemand die een thriller schrijft, wil uitvogelen hoe het brein van een misdadiger werkt. Ik kan me zelfs voorstellen dat lezers hun eigen schaduwkanten uitleven in een gewelddadig boek – altijd beter dan met het slagersmes op pad gaan.
Het jongetje Jonathan in Huid en Haar deed me denken aan het jongetje uit Extremely Loud and Incredibly Close (misschien vanwege de schrijver Jonathan Safran Foer). Hij weet teveel voor zijn leeftijd, hij zou een beter leven moeten hebben. Foer geeft zijn personage uiteindelijk een beter leven, laat hem in het reine komen. Bij Grunberg zakt iedereen dieper in de stront – een woord dat in het boek in de smerigste scènes een aantal malen voorkomt.
Wat wil je als schrijver met zo'n boek bereiken? De lezer shockeren? Teneinde wat?
Tirza vergeleek ik destijds met Echt Sexy van Renate Dorrestein. Ook shockerend, maar met hoop.
Ik zou Huid en Haar kunnen vergelijken met De Val van Camus. Ook daarin figureerde een gruwelijke hoofdpersoon, die me als lezer medeplichtig maakte. Dat was een schokkende ervaring, dat was een briljant boek, het deed een aanslag op mijn geweten. Maar dit?
Ik voelde me na het lezen alsof ik in gezelschap van slechte mensen had verkeerd. Besmet, bevuild.
Heeft Grunberg de vraag al eens beantwoord waarom hij zulke boeken schrijft? Ik zal ze in elk geval nooit weer lezen.
slecht gezelschap
Dit bericht is geplaatst in lezen, recensies, schrijven met de tags arnon grunberg, Huid en Haar. Bookmark de permalink.
Ik ben helemaal klaar met Grunberg. Ben het met je eens dat hij goed schrijft, maar ik kan de walging niet onderdrukken. Ik las 'de asielzoeker' en 'de joodse messias', ik zag de film 'Tirza' en tijdens het lezen bekroop mij het gevoel: hij zal toch niet...? Ze zullen toch niet...? En dan na bladzijden ongemakkelijk in de bank te hangen tot de conclusie te moeten komen: 'Ja, hij deed het' of 'ja, 't is toch waar'. Bij de film Tirza dacht ik steeds: 'Gijs, je gaat je toch niet vergrijpen aan een negen-jarig meisje? Nee, dat doet Gijs Scholten van Aschat (de hoofdrolspeler) vast niet, zo'n rol zal hij toch niet accepteren?' Wederom ongemak in de bioscoopstoel, stiekun kijkend of ik snel weg kan als hij toch...
Ondanks de subliem gevonden woorden, de prachtig geformuleerde zinnen, alinea's vol, bladzijden lang, gaat het verhaal een kant op die ik niet wil. Waar ik mij niet prettig bij voel.
Ook ik laat zijn boeken liggen. Hoe hij de hemel ook wordt ingeprezen: niet voor mij.
De vroegere boeken van Grunberg hadden de capaciteit je ietwat uit je comfortzone te halen, zodat je aan het denken gezet werd.Ik denk dan aan 'Blauwe maandagen' en 'De asielzoeker'. Niet zo sterk als Camus, maar toch wist hij een gevoel van vreemdheid bij je wakker te maken. Bij de laatste boeken van Grunberg wordt dat gevoel van vreemdheid naar mijn mening té sterk uitvergroot, waardoor hij precies aan het doel van goede literatuur voorbijschiet. Er is geen herkenning en dus ook geen onderscheid tussen herkenning en vreemdheid meer. Wat overblijft is totale vreemdheid en daarmee weinig lezenswaardigheid. Jammer, maar voor mij hoeft het ook niet meer!
Lees hier de reactie van Pasquali van Internet:
http://trouwschrijvers.blogspot.com/2011/03/huid-en-haar.html